Stellendam was een van de zwaarst getroffen dorpen tijdens de watersnoodramp van 1953. Veel redders kwamen te laat of moesten machteloos toezien dat veel mensen in nood en doodsangst verkeerden.
In Stellendam beseften veel bewoners maar al te goed dat het hard stormde, die zaterdagavond 31 januari van het jaar 1953. Vanuit het dorp was namelijk een reddingsboot de zee opgegaan om hulp te bieden aan schepen in nood. Bij de haven van het dorp vertrouwde men de situatie ook niet. Men schrok daar rond middernacht van de abnormaal hoge waterstand. De commandant van de vrijwillige brandweer Laurens Visser - een boer en lid van het polderbestuur - werd gewaarschuwd. Hij onderkende de gevaren en adviseerde om alarm te slaan. Toen – het was rond 4 uur in de nacht - kwam opeens de vloedgolf over het dorp heen. Die leek wel van alle kanten te komen. In het noordoosten was de dijk van polder het Molengors doorgebroken. Vanuit het zuidoosten kwam het van de haven. Het water drong de huizen in. Men vluchtte de zolder op. In sommige huizen stond het water ook tot een halve meter op zolder.
De ontreddering was onvoorstelbaar. Veel mensen bleven liever in hun boerderijen maar verdronken daar jammerlijk. De mensen die naar de dijken waren gevlucht zagen het water hoger en hoger komen. Uiteindelijk zagen ze het water over de dijk komen, niet wetende hoe hoog het water zou stijgen. Van alle kanten schreeuwden de mensen om uit hun huizen gehaald te worden en al voeren er wat boten rond om mensen te redden, met geen mogelijkheid kon iedereen in het toen 1900 inwoners tellende dorp in veiligheid worden gebracht. In het dorp verdronken 62 mensen.
De route voert door het dorp en komt langs de meest getroffen plekken. Het zijn veelal doodnormale straatjes. U hoort en leest ooggetuigenverslagen en gedichten. De foto's, veelal gemaakt voor een fotoalbum van de adoptiegemeente Den Haag, tonen de situatie in februari 1953.
De teksten zijn ingesproken door De reizende dichters. Stemmen: Annette van Riel (inleidingen), Fred Hoogervorst (ooggetuigen) en Niels Snoek (gedichten).